In oktober 1951 vestigt tandarts J.P.H. van Aalst zich aan de Prümelaan . Hij hoorde tot de eerste groep afgestudeerden aan de nieuwe opleiding Tandheelkunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Pas vanaf 1947 was tandheelkunde een academische opleiding. Tot die tijd was het een beroepsopleiding aan een hogeschool.
Na de oorlog is er in Arnhem een groot gebrek aan woon- en bedrijfsruimte. Tandarts Van Aalst begint zijn praktijk dan ook noodgedwongen in de woning van zijn ouders, Prümelaan 40. De voorkamer wordt ingericht als praktijkruimte. Het kleine zijkamertje wordt wachtkamer. De ouders hebben hun woonkamer in de achterkamer. Boven woont het jonge gezin in de kamer aan de voorzijde en er is kookgelegenheid in de badkamer. De slaapkamers zijn op zolder. Aan deze bepaald niet ideale situatie komt een einde als er in 1956 een vierde kind op komst is. Van Aalst koopt het huis aan de Verlengde Prümelaan 73. Drie slaapkamers worden praktijkruimte en wachtkamer.
De in de jaren vijftig en zestig nog gebruikelijke vrije spreekuren zijn vaak overvol. Vooral als je zoals Van Aalst ook ziekenfonds patiënten behandelt. Soms zitten er wel 40 man in de wachtkamer, op de overloop en op de trappen.
Om het wonen en werken te scheiden en de kinderen een eigen slaapkamer te kunnen geven wordt in 1960 de garage vervangen door een nieuw praktijkgebouw.
In 1981 studeert zoon Peter af als tandarts aan de Radboud-universiteit te Nijmegen. Hij gaat samenwerken met zijn vader. Daarvoor wordt in het praktijkgebouw een tweede behandelkamer gerealiseerd. In 1984 stopt Van Aalst senior en neemt junior de praktijk over.
Het zijn heel andere tijden in 1951, als Van Aalst zijn praktijk begint. Er zijn dan 1591 tandartsen in Nederland, dat is 1 op de 6500 inwoners. In 2014 zijn dat er 8653, 1 op de 1900. Daarnaast zijn er nu ook nog meer dan 3200 mondhygiënisten, een beroep dat in 1951 nog niet eens bestond.
Er waren niet alleen weinig tandartsen, de toestand van de gebitten was ronduit slecht. Omdat je naar de mening van velen van je eigen gebit alleen maar ellende te verwachten hebt wordt een kunstgebit als een uitstekende investering beschouwd. De meeste mensen zullen daar immers uiteindelijk toch bij uit komen. Ouders geven hun kinderen bij het volwassen worden iets blijvends cadeau, een kunstgebit.
Aan de nieuwe generatie tandartsen de taak om de mensen bewust te maken van het belang van een gezond gebit. En dat is gelukt. In 1960 had meer dan de helft van de Nederlanders tussen 45 en 65 een kunstgebit. Nu is dat nog geen 10 %. En het is geen uitzondering meer als mensen hun hele leven hun eigen gebit behouden.
In 2006 verdwijnt het ziekenfonds en de daarbij behorende saneringskaart, net als de verplichte halfjaarlijkse controle. Tandartskosten worden alleen nog vergoed voor de jeugd, volwassenen moeten zich bijverzekeren om voor vergoeding in aanmerking te komen.
Nieuwe ontwikkelingen in tandheelkunde maken witte vullingen mogelijk. Vullingen kunnen gelijmd worden wat een enorme verbetering betekent. Er wordt meer aandacht besteed aan preventie en de mondhygiëniste doet haar intrede, ook bij tandarts van Aalst. De vraag naar cosmetische behandelingen neemt toe omdat men het uiterlijk steeds belangrijker gaat vinden. Het kunstgebit is niet langer een onvermijdelijke stap. Door implantaten kunnen ontbrekende tanden en kiezen worden vervangen of loszittende kunstgebitten worden verankerd.
Na 65 jaar is er een einde gekomen aan de tandartspraktijk van Aalst in de wijk Angerenstein. Op 1 mei is Peter van Aalst samen gaan werken met de tandartsen Ittmann. Van Aalst en Ittmann hebben hun werkzaamheden gezamenlijk voortgezet aan de President Kennedylaan te Velp.
Interieur van de praktijk aan de Prümelaan 40 in 1951. De tandarts stond nog en de patiënt zat rechtop in de stoel.
De bouw van het nieuwe praktijkgebouw aan de Verlengde Prümelaan 73 in 1960.
De praktijk vóór de sluiting in 2016
Bedankt voor de informatieve beelden.
Bezoek is voor herhaling vatbaar. Hebben ervan genoten.
Peter van Aalst is een fantastische tandarts!