Oorlogsherinneringen van Willemine van Andel 3

Via onze website kwam onderstaand bericht binnen:.

“Wij, familie Hogeland, wonen sinds juli 2010 aan de Prümelaan 32. Tijdens onze verbouwing hebben wij een aantal brieven en ansichtkaarten van vorige bewoners onder de vloer gevonden. De brieven waren allemaal uit 1944. Wij hebben de brieven steeds bewaard, maar wisten eigenlijk niet goed wat we ermee moesten. In het afgelopen voorjaar was ik op een maandag in de tuin aan het werk, toen er een groep Canadezen het huis aan het bekijken waren en mij vroegen of ik meer over het huis wist. Dit bleken allemaal nazaten te zijn van een van de bewoners in de oorlog. Zij waren hun familie-geschiedenis in Nederland aan het onderzoeken. Ze vertelden dat hun moeder in ons huis had gewoond tijdens de oorlog. Heel leuk, want ik had dus nog post voor ze! Bij de post bleek zelfs nog een ansichtkaart voor de 7e verjaardag van hun moeder (de schrijfster van het bijgevoegde verhaal) te zitten. We hebben mailadressen uitgewisseld en geëmotioneerd vertrokken ze weer. Zij hebben mij het verhaal van hun moeder over het bombardement in 1944 en het leven in de oorlog gemaild. Een erg boeiend verhaal voor iedereen. Ik heb haar toestemming gevraagd of jullie het op de website mogen publiceren en dat mag.“ Dit bijzondere aanbod wordt natuurlijk in dank aanvaard! Het verhaal van mevrouw Willemine Vriend  – van Andel is een lezing die zij in november 2013 gehouden heeft voor een seniorenclub in Neerlandia, Alberta, Canada. Hieronder als voorproefje enkele (voor onze wijk relevante) fragmenten daaruit, vertaald uit het Engels:

….In de zomer van 1944 woonde er een gezin in onze voorkamer: een echtpaar met twee dochters en een vierjarig joods jongetje dat ze hadden opgenomen. Hun huis was – zoals zovele – geconfisqueerd door de Duitsers. Ze bleven tot het eind van de oorlog bij ons. In die tijd vlogen er vaak vliegtuigen over, herhaaldelijk werden we opgeschrikt door sirenes.
Het verhaal dat ik wil vertellen begint op 17 september 1944. Het was een mooie zonnige dag. Mijn broers, zussen en ik liepen van de kerk naar huis toen de sirenes weer begonnen te loeien. De lucht was vol vliegtuigen, steeds meer.  We renden het laatste stuk naar huis. De Slag om Arnhem was begonnen. … Mijn ouders waren er op voorbereid: onze kleine kelder van versterkt beton zat tjokvol noodvoorraden. Mijn ouders durfden er echter niet in te gaan uit angst bedolven te worden onder puin, dus stonden we bij de voordeur elk met een pan op ons hoofd voor het geval we weg moesten rennen. Er vlogen granaatscherven in het rond. Toen het bombardement was opgehouden, zagen we veel rook en vuur; enkele huizen waren getroffen.

De volgende dagen deden veel geruchten de ronde. Op zeker moment kwam zelfs het nieuws door dat de ‘tommies’, de Britten, bij Velperpoort waren. Het tegendeel was echter waar. De Duitsers bliezen met hun artillerie de binnenstad op en staken de gebouwen in brand. De mensen die er nog woonden werden verjaagd. Zo belde er een 17-jarig joods meisje bij ons aan en vroeg of ze onderdak kon krijgen. Ook zij werd in ons gezin opgenomen en bleef tot het eind van de oorlog bij ons.

Op zondag 24 september werd de bevolking via aanplakbiljetten verordonneerd binnen 24 uur te evacueren: 100.000 mensen vertrokken. Er waren geen auto’s. Velen laadden wat bezittingen op hun fiets, die vervolgens soms ingepikt werd door de Duitsers. Zieke en oude mensen werden vervoerd met een door paard of mens getrokken wagen. Het Rode Kruis deed wat het kon.  Men ging er van uit dat het van korte duur zou zijn, maar de ballingschap duurde acht maanden.
Ook ons gezin ging weg, lopend, met een handkar vol spullen. We hadden vele lagen kleren over elkaar aan. We kregen eerst onderdak bij een echtpaar in Velp, maar al snel liet Ds Klaas Hart, predikant van de Gereformeerde Kerk in Velp, ons weten dat we in zijn huis konden omdat zij moesten onderduiken. De kerk stelde mijn vader aan als tijdelijk voorganger, en zo konden wij de gehele tijd tot de bevrijding daar blijven wonen. We waren met zijn vijftienen: naast de mensen die al in de Prümelaan bij ons woonden, ook onze huishoudelijke hulp en een vriendin van de familie die verpleegster was en dichtbij het front moest zijn. 

 

Eindelijk, in april 1945, waren de Geallieerden dichtbij. Vijf dagen en nachten lagen wij onder vuur. Met zijn vijftienen verbleven we in de kleine kelder: ’s nachts tegelijk omdraaien; de kinderen sliepen op de aardappelbak onder de trap. De wc was bovenaan de trap. Hoewel wij kinderen in een blikje mochten plassen, moesten we voor de ‘grote boodschap‘ naar boven terwijl de granaten over ons hoofd vlogen.  Maar ineens op een ochtend was het stil. Mensen kwamen uit hun kelders om te kijken wat er aan de hand was; al gauw verschenen de Britse tanks. Ongelooflijk: de ellende was voorbij. Wij mochten niet de straat op tussen de feestende mensen, maar keken vanuit onze slaapkamer door een gat in de muur dat was ontstaan door een granaat die niet was ontploft en vast zat in de vloer van de badkamer.

Na een tijdje mochten wij naar ons huis aan de Prümelaan terugkeren, dat er gelukkig nog stond. Wel zat er een groot gat in, veroorzaakt door een granaatinslag: op het toilet kon je zo naar buiten kijken. Het was een tijdje gebruikt als kantoor voor de administratie van de plunderingen: mijn broer Fred heeft een papier met een briefhoofd als bewijs daarvan. Het huis was ongelooflijk smerig, en vrijwel geheel leeg. Het meubilair was in de tuin gezet, waar het de hele winter had gestaan. Achter het huis en in het schuurtje lagen hopen rotzooi, waaronder serviesgoed en huishoudelijke voorwerpen, tussen het vuile stro van de paarden die de Duitsers in de schuur hadden gestald. Veel ontbrak en veel was kapot, maar omdat er niks te krijgen was, werden de meubels zo goed en kwaad als het ging gerepareerd. Sommige stukken zijn zelfs meegegaan naar Canada: wij hebben nog een stoel uit die tijd!  Verderop in de straat was een huis waar een aantal piano’s klaar stond om getransporteerd te worden. Mijn ouders vonden daar onze piano, maar moesten op een of andere manier bewijzen dat die echt van hen was. Mijn vader zei dat een van de zuiltjes altijd een beetje los zat; dat klopte inderdaad. Maar mijn moeder kwam met het doorslaggevende bewijs: ze zei dat ze een flesje slaolie in de piano had verstopt voor speciale gelegenheden. Dat was er zowaar nog! Dus zo kregen ze hun piano terug.

3 thoughts on “Oorlogsherinneringen van Willemine van Andel

  1. Reply Harry Smit feb 20,2018 19:38

    Het 17 jarige joodse meisje waarover gesproken wordt is mijn moeder, Catharina (Tineke) Keizer. Zij heeft zelf uitgebreid geschreven over deze periode in een boekje voor haar kinderen en kleinkinderen. Ze wilde het boekje niet publiceren.

  2. Reply Mariette Frieling feb 26,2018 16:44

    Beste Harry,
    wat bijzonder dat je ontdekte dat in het verhaal van Willemine van Andel je moeder genoemd werd. En evenzeer dat je via de herinneringen van je moeder haar kant van het verhaal kent.
    Zou het mogelijk zijn om uit het boekje van je moeder de voor onze wijk relevante ervaringen te lezen, in ons archief te bewaren, en – uiteraard na haar toestemming – eventueel te plaatsen op onze website of in de wijkkrant?
    Je kunt mij antwoorden via frielingua@hotmail.com

    Met vriendelijke groet,
    Mariette Frieling
    contactpersoon Werkgroep Historie

  3. Reply Pascal dec 13,2018 20:35

    Wat mooi en apart om te lezen over het huis waar ik nu in mag wonen….

Leave a Reply

  

  

  

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.