Al voor 1501 stonden er op Angerenstein al een watermolen, huis en hof. Het wordt op dichterlijke wijze als volgt omschreven:
dat erve inde guet te Angerensteyn, geheitten dat guet te Munchuyssen,
mitter watermullen, mit huys,mit hoff,
mit busche, mit broeck, mit heyd, mit weyd,
mit hoge, mit lege, mit lande, mit sande
ind mit allen synen toebehoeren,
also als in der vryheit ende onder der clocken van Arnhem gelegen is.
Een park zoals wij dat nu kennen was er toen nog niet. Er werd landbouw bedreven en er stond, zoals gezegd, een watermolen. Een watermolen is eigenlijk een machine waarop verschillende hulpstukken aangesloten kunnen worden. Zo kan dezelfde watermolen een korenmolen zijn, een oliemolen, of een papiermolen. In de zeventiende eeuw was de molen van Angerenstein een papiermolen.
Hoe die molen eruit heeft gezien weten we niet, maar het zal ongetwijfeld een bovenslagmolen geweest zijn. Bij een bovenslagmolen valt het water op het rad en door het gewicht van het water wordt het rad in beweging gezet. De witte watermolen in Sonsbeek is zo’n bovenslagmolen. Bij een ander type watermolen, de onderslagmolen, hangt het rad in de beek of rivier en wordt in beweging gebracht door de stroming van het water. Daarvoor is veel en snelstromend water nodig. Omdat dat in in Angerenstein niet het geval is zal er een bovenslagmolen gestaan hebben.
Maar waar heeft die molen nou gestaan? Er is maar één kaart bekend waarop hij is aangegeven. Dat is de kaart van de Monnikhuizer Tiend, die in 1643 gemaakt is door Nicolaas Geelkercken. Daarop zien we huis Angerenstein met rondom een gracht. Noordwestelijk van het huis zijn tal van natuurlijke bronnen te zien, die samenkomen in de gracht. Hiervandaan stroomt de beek in zuidwestelijke richting om dan een knik te maken in oostelijke richting. Hier lijkt hier de loop van de beek de huidige vijver tegenover Julianalaan 36 t/m 46 te volgen, om dan ter hoogte van de huidige grote vijver bij de watermolen, de ‘pampiermüel’, aan te komen. Daarna vervolgt de Angerensteinse beek zijn weg om verderop uit te monden in de beek op de Paasberg.
In het rampjaar 1672 werd de molen door de binnenvallende franse troepen in brand gestoken en geheel verwoest.
Pas13 jaar later, geeft de Arnhemse burgemeester en eigenaar van Angerenstein, Engelbert Engelen, te kennen dat hij de papiermolen wil herbouwen. Voor zijn nieuwe molen levert de Angerensteinse beek echter niet genoeg water.
Hij schrijft dat hij “de papiermolen op Angerensteyn, die door de Fransen ten eenemael is afgebrant, wederom (wil) laeten optimmeren en dat hij daertoe wel van noden hadde seecker wanterken, lopende omtrent des boumans huys op het erve de Gront, gehorende onder het convent van Munnickhuysen, teneynde hij hetselve soude mogen verleggen over een kleyn streepje landts vant voors. erve en alsoo op sijn moelen brengen.
Hij krijgt toestemming om water van de beek van de Paasberg vanaf boerderij De Grond te leiden naar zijn watermolen. Wel komen de kosten voor eigen rekening en moet hij de pachter van de strook grond compenseren. Vanaf de plek van het huidige Beekdal Lyceum langs de huidige Bernhardlaan richting de molen wordt een nieuwe beekloop aangelegd. Op de kaart van Gijsbert Verbeek uit 1749 is die nieuwe loop te zien, al lijkt de kaart niet helemaal correct. Een zwarte stip op de kaart zou de plaats van de molen kunnen zijn, die dan waarschijnlijk al niet meer in bedrijf is. In het register van haardstedegelden (een voorganger van de huidige Onroerendzaakbelasting (OZB)) van 1749 komt de molen op Angerenstein namelijk niet meer voor.
De eerste papiermaker op de nieuwe molen was Peter Bast Hij kwam uit Rozendaal, waar hij ook papiermaker was. Daar was zijn molen in 1685 afgebroken. Vanaf 1696 gaat hij ook als papiermaker aan de slag op een molen aan de Sint Jansbeek in de Zijp. In 1704 moeten zijn weduwe en zijn zoon Willem de molens wegens financiële problemen verkopen. Het gaat in dit geval alleen om de verkoop van het molenwerk. Het gebouw was eigendom van de eigenaar van landgoed Angerenstein. De opvolger van Willem Bast is papiermaker Willem Sijns. Hoe papier in die tijd gemaakt werd is goed te zien in de Veluwse papiermolen van het Nederlands Openluchtmuseum. In 1957 werd dit door Polygoon gefilmd.
Afgaande op wat er nu nog te zien is van de beeklopen uit die tijd, nabij de Julianalaan en langs de Bernhardlaan, kun je redelijkerwijs toch wel aannemen dat de molen gestaan heeft op dezelfde plek als de eerste molen: een plek in of nabij de huidige vijver, ter hoogte van het speeltuintje. Als je een lijn trekt in het verlengde van de loop van de beek op de Paasberg zal die lijn ergens de oude loop van de Angerensteinse beek snijden. Ergens in de buurt van dat punt, waar het water van beide beken samenvloeit, moet de molen gestaan hebben.
Er zijn twee websites waarop informatie over de verdwenen watermolens van Angerenstein te vinden is.
De Beken Atlas Veluwe plaatst de molen aan de beek op Paasberg, Helaas niet duidelijk waarop zij dat baseren. Omdat we weten dat de molen oorspronkelijk aan de Angerensteinse beek lag en pas na het verleggen van de loop van de beek op de Paasberg extra water uit die beek aangevoerd kreeg, kan de aangegeven locatie niet kloppen.
Op de site Nederlandse Molendatabase is de molen ook te vinden. Daarbij hebben ze zich bij het bepalen van de locatie gebaseerd op het boek “Op kracht van stromend water, negen eeuwen watermolens op de Veluwe” van H. Hagens. Hagens gebruikt alleen de kaart van Van Geelkercken uit 1643 als bron, niet de kaart van Verbeek uit 1749.