In 1898 werden de eerste vier wegen in onze wijk beklinkerd. In de gemeenteraadsvergadering van 8 januari dat jaar waren hun namen vastgesteld: Ernst Casimirlaan (JvA, nu Velperweg), Van der Helllaan, Prümelaan en Huijghenslaan. De namen hebben allemaal met de plaatselijke geschiedenis te maken.
De Prümelaan dankt zijn naam aan het stadje Prüm in de Duitse Eiffel. Hier stichtte de overgrootmoeder van Karel de Grote, Bertrada de Oudere, in 721 een benedictijner abdij: de Sint Salvator abdij, genoemd naar Christus de Verlosser.
De Karolingische vorsten schonken de abdij veel grond, verspreid over grote delen van Europa. Zo groeide het klooster uit tot één van de machtigste abdijen van Europa in de middeleeuwen.
Er is een lijst bewaard gebleven, waarop alle bezittingen in het jaar 893 zijn genoteerd. De Prümer Urbar. Daarin worden ook eigendommen in Arnhem en omgeving vermeld. Zo waren de Prümer hof met de Sint Maartenskerk, de voorganger van de Eusebiuskerk, en de in de buurt van de Korenmarkt gelegen grafelijke hof de kernen van waaruit de stad Arnhem is ontstaan.
Buiten Arnhem behoorden Monnikhuizen en de gebieden waar later de landgoederen Klarenbeek, Beekenkamp, Angerenstein (met De Grond) en Rennenenk, en nog later de wijk Angerenstein ontstonden, tot de Prümense bezittingen.
Zie ook: