Bij de Duitse invasie in mei 1940 was de schrik weliswaar groot, maar de schade in de wijk viel erg mee. Een enkeling heeft de Duitse invasie zien aankomen. Uit het dagboek van mevrouw Van Straaten blijkt dat ook zij en haar gezin tijdig de wijk hebben genomen naar een hotel achter de waterlinies, waar iedereen toen dacht behoorlijk veilig te zijn. Na de capitulatie is deze familie weer teruggekeerd naar de Huijgenslaan.
Invasie
Wij hadden besloten zodra de verloven werden ingetrokken weg te trekken achter de Waterlinie. Zo kwam 10 november 1939. De hele dag in spanning. Wij zouden naar onze eerste abonnement-schouwburgvoorstelling, maar pakten onze koffers en bleven die nacht nog in Arnhem.Toen ineens zaterdagmiddag hals over kop op reis. Niet met de auto, want alle wegen zouden zijn afgesloten, maar met de trein. Het was niet druk. Pas later op de avond liepen de treinen vol. We besloten maar naar Den Haag te gaan. Vele vluchtelingen waren daar al aangekomen, de vorige dag, uit Venlo en Brabant.
De tweede keer was met de Paasvacantie. We bespraken in Driebergen een allerviest pension. Op het eerste gezicht leek het wel wat, maar ‘t was meer dan vuil. Na 10 dagen weer in ons moderne frisse Huyghenslaan huis terug. Nog nooit had ik zo ons huis gewaardeerd.
10 april weer eens grote spanning en weer gevlucht. Dit keer naar Haarlem. Hotel Lion d’Or. Hartelijke mensen, heerlijke kamers. We gingen weer terug toen de verloven weer werden vrijgegeven.
Dinsdag 7 mei 1940. ‘t Was kil en ik stak een houtvuurtje aan om mijn haar te drogen, toen de telefoon ging met de waarschuwing om onmiddellijk weg te gaan. Hals over kop gegeten, behalve Herman, die was op catechisatie. We namen voor hem boterhammen mee. Opgepropt deze keer met de bagage, 8 koffers, in de auto, weer naar de Lion d’Or. Het zat er vol met cadetten van de KMA. Allemaal vrolijk pratend en jonge gezichten. Donderdag zijn we nog naar het strand in Zandvoort geweest. Vrijdagmorgen heel vroeg, het hotel in rep en roer, geloop en geklop op de deuren, officieren die gewekt werden. We begrepen, dit zijn geen oefeningen, dit is oorlog.
Na een paar dagen, terug naar Arnhem. Overal hadden Duitse wagens gestaan, onze voortuin was plat gelegen, daar hadden ze gebivakkeerd. Lotje en Jan, de buren, hadden ons huis bewaakt. Ook bij de Huijgenslaan zijn huizen door granaten getroffen. Het is nog steeds onbegrijpelijk. Oorlog, het is een vreselijk woord.’
Evacuatie
18 sept. 1944. Sinds gisteren is er heel wat gebeurd. Gister om half twee vliegtuigen die over onze wijk scheerden en bommen uitgooiden. Wij renden naar beneden in de kelder, schudden, trillen, aanzwellende geluiden. Achter ons een voltreffer, doden, gewonden. Het ergste is de Karthuizerstraat en het pensionaat (Huis Klarenbeek). Overal hoorden we scherven vallen.
Geen gas, geen licht, gescharrel met kaarsen en waxinelichtjes en koken op de kachel. Vanmorgen even brood gehaald. Iedereen hangt op straat. Rare toestand, te weten dat er gevochten wordt in je eigen stad en toch gewoon op straat lopen.
19 september. Vluchtende mensen uit de binnenstad waar het brandt. Geen water, alle mogelijke teilen en emmers gevuld. In de Ernst Casimirlaan (nu Velperweg tussen Prümelaan en Huijghenslaan) staat om de andere boom een Duitser. Toch loopt iedereen op straat en gaat bij de bakkers om brood.
20 sept. We hebben al veel gepakt om als we moeten vluchten iets mee te kunnen nemen.
21 sept. Steeds de straat op, iedereen komt bij elkaar op bezoek
23 sept. Zondagmorgen kwam het bericht dat maandag voor 8 uur alles weg moest. Wij zijn eerder gegaan. Bepakt en bezakt op een eigen gemaakt karretje liepen we met de treurige stroom mensen mee die weggingen. Wij gingen naar oma in Velp. De jongens gingen nog eens terug om meer op te halen. Een paar koffers en radio hebben ze in de kelder gezet. Herman stond nog met mijn nieuwe bontjas in zijn handen: doen of niet doen. Het laatste gebeurde! Daarna werd het door al het schieten te gevaarlijk voor onze jongens om nog eens terug te gaan.
8 october. Alle Arnhemmers moeten op Duits bevel weg uit Velp. We gingen ‘s morgens heel vroeg in de schemer op weg, twee gammele fietsen vol beladen met dekens en fietstassen. In Eerbeek was alles vol. Eindelijk konden we in hotel Zilver in Loenen onderdak krijgen. Daar waren al 160 vluchtelingen. Veel ruzies. Iedereen moet werken, aardappels schillen, hout sprokkelen, enzovoorts, maar dat gaat niet vreedzaam. De communistische klanten waren fel gebeten op ons allen.
(Het dagboek vervolgt met de beschrijving van de ontberingen in Loenen.)
6 mei. Vandaag het rampzalig bericht dat ons huis vrijdag op zaterdagnacht 4 op 5 mei is afgebrand. Vermoedelijk een tijdbom of loodgieters die naast ons huis bezig waren bij de Tuckermannen. Hun huis was helemaal afgebrand. Ook wij zijn nu alles kwijt. De bovenste verdieping afgebrand en verder veel waterschade. Later vonden we veel meubels terug in andere huizen, die de Duitsers her- en derwaarts hadden neergepoot. We hebben soms moeten vechten bij wijze van spreken voor een bed en een bank.
We bleven nog drie maanden in onze tent in het bos in Loenen. Mijn man met nog een stel architecten begonnen aan het noodherstel, ze werden ingekwartierd in een huis in Angerenstein. In augustus werden we tijdelijk ergens onderdak gebracht in de Huijgenslaan, in januari konden we ons eigen huis weer betrekken.
Bron: dagboek van mevrouw van Straaten. Zij woonde van 1935 tot 1951 aan de Huyghenslaan 34.