In 2024 verscheen het rapport Sporen van Slavernijverleden in Arnhem, resultaat van een onderzoek dat in opdracht van de gemeente Arnhem is uitgevoerd. In dit rapport worden ook verschillende verbanden met de wijk Angerenstein besproken. Hieronder vind je een samenvatting daarvan, aangevuld met nog twee verbanden die ik heb kunnen vinden.
Landgoed Klarenbeek
De familie Huijghens in de zeventiende eeuw:
burgemeesters en koloniaal investeerders
Oorspronkelijk was de familie Huijghens er een van (wijn)handelaren, maar langzamerhand ontwikkelde zij zich tot een echte patriciërsfamilie. Willem Huijghens (1545-1616) en zijn zoon Rutger (1587-1666) waren prominente burgemeesters van Arnhem.
Willem Huijghens was eigenaar van het landgoed Monnikhuizerbeek (ongeveer Angerenstein midden en zuid). Rutger verwierf de gronden van het voormalige Kartuizer klooster aan de overkant van de Rosendaalseweg en voegde het samen met Monnikhuizerbeek. Dit grote nieuwe landgoed kreeg de naam Klarenbeek. Naar hem is de Huijghenslaan vernoemd.
Willem en Rutger vergaarden rijkdom door hoge functies én door koloniale investeringen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en Verenigde West-Indische Compagnie (WIC).
Rutger was afgevaardigde van de Staten-Generaal en moest in die rol de WIC controleren, maar hij was ook hoofdparticipant. Dergelijke enorme belangenverstrengeling zou tegenwoordig niet kunnen, maar kwam in die tijd veel voor.
Rutger Reinier Keijser, resident en opperkoopman bij de VOC
Een latere eigenaar en bewoner van Klarenbeek wordt in het rapport niet genoemd, maar speelde wel degelijk ook een rol in de koloniale geschiedenis: Rutger Reinier Keijser (Wageningen1747- Batavia1795).
Rutger trad in 1770 in dienst bij de VOC en in 1776 werd hij benoemd tot onderkoopman en resident (bestuurder) in Joana, een handelspost aan de noordoostkust van Java. Datzelfde jaar trouwde hij met Hester Josina de Jong (Ceylon -Batavia1803).
Joana viel onder het gezag van het VOC-hoofdkantoor in Semarang en had als voornaamste taak het tegengaan van de illegale handel in rijst en suiker.
In 1787 nam Keijser ontslag bij de VOC en vertrekt naar Nederland. Hij was toen 41 jaar en blijkbaar vermogend, want hij kocht het landgoed Klarenbeek en daarnaast ook nog de landgoederen Rennenenk en Presikhaaf.
Wellicht gaf het rustige leven op zijn landgoed hem geen voldoening of had zijn vrouw, heimwee, zij was immers in de koloniën geboren en getogen, maar in 1792 trad hij opnieuw in dienst van de VOC, nu als opperkoopman bij de kamer Zeeland. Op 1 oktober vertrok hij met het schip de Delft naar Batavia, waar hij op 13 juni 1793 aankomt. Hij overleed op 30 november 1795 in Batavia.
Zijn vrouw en kinderen bleven na zijn dood in Indië. In 1803 overlijdt ook zijn weduwe. Het landgoed Klarenbeek bleef nog een paar jaar in familiebezit, totdat het in 1807 werd verkocht aan Jan van Pallandt. Van 1795 tot aan de verkoop in 1807 werden de landgoederen van Rutger Reinier beheerd door zijn broer, Abraham W.C. Keijser, die een belangrijke rol speelde in de Arnhemse politiek.
Landgoed Angerenstein
1684-1833 De familie Engelen
Angerenstein wordt niet genoemd in het rapport Sporen van Slavernijverleden in Arnhem.
Het landgoed was lange tijd eigendom van de familie Engelen, waarvan veel leden banden hadden met de VOC of WIC. De bewoners van Angerenstein zelf hadden echter geen dergelijke connecties. In 1833 wordt Angerenstein verkocht aan Jan van Pallandt.
Op een fototentoonstelling in Museum Arnhem, waar nazaten van slaaf gemaakten werden geportretteerd op locaties die een historische link hebben met slavernij, was Angerenstein wel te zien. Dat was echter omdat, ten onrechte, werd verondersteld dat het landgoed ooit tot de bezittingen van Huijghens had behoord.
De familie De Goeijen en de Deli Maatschappij
Ook de familie de Goeijen, de laatste particuliere eigenaars van landgoed Angerenstein, wordt niet genoemd in het rapport.
Jan de Goeijen was getrouwd met Folmina Janssen, de dochter van Peter Wilhelm Janssen (1821-1903), een zeer vermogende Amsterdamse zakenman. De enorme erfenis die zij na het overlijden van haar vader ontving, zal zeker een rol gespeeld hebben bij de aankoop van het landgoed Angerenstein in 1907.
In 1869 richtten Jacob Nienhuys en Peter Wilhelm Janssen de Deli Maatschappij op in het in het noordoosten van Sumatra gelegen sultanaat Deli. Het bedrijf groeide uit tot één van de grootste koloniale landbouwondernemingen in Nederlands-Indië, met tegen het einde van de negentiende eeuw een areaal van 120.000 hectare, voornamelijk bestemd voor de tabaksteelt. Het succes was te danken aan zowel de hoogwaardige tabak als het systeem van contractarbeid.
De vele contractarbeiders, koelies genaamd, die voor het plantagewerk uit Java werden gehaald, werkten onder erbarmelijke omstandigheden. Om hen onder de duim te houden, vaardigde het gouvernement van Nederlands-Indië de Koelie-ordonnantie uit, waarin strafrechtelijke bevoegdheden werden overgedragen aan de plantagehouders. Zo ontstond in feite een nieuwe vorm van slavernij, al was formeel sprake van arbeidscontracten. Vanaf 1880 rekruteerde de Deli Maatschappij minstens 20.000 arbeiders uit China, en daarnaast een half miljoen Chinezen en Javanen van Sumatra. Pas na de economische crisis van 1929, toen de tabakshandel afnam en Amerikaanse kopers alleen plantages wilden zonder gedwongen arbeid, kwam hier een einde aan.
In 1938 bezocht de sultan van Deli Nederland ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Hij werd ook ontvangen op Angerenstein door Folmina en Jan de Goeijen. Hun zoon, John Arthur, begeleidde de Sultan tijdens een rondreis door Europa.
In Amsterdam is een monument opgericht ter ere van P.W. Janssen, als erkenning voor zijn grote maatschappelijke betrokkenheid. Zijn dochter Folmina en haar broers zetten deze traditie voort door zich eveneens actief in te zetten voor sociale doelen. Het staat in schril contrast tot de manier waarop de familie haar grote rijkdom heeft verworven.
Landgoed Rennenenk
Bestuurder Jan Nedermeijer van Rosenthal en de afschaffing van de slavernij
In 1823 ging Jan Nedermeijer van Rosenthal met zijn vrouw als huurder wonen op Rennenenk.
Jan Nedermeijer van Rosenthal was een vooraanstaand voorstander van de afschaffing van slavernij. Hij speelde een belangrijke rol als advocaat, bestuurder van Arnhem, Tweede Kamerlid en minister. Nedermeyer van Rosenthal had in Leiden rechten gestudeerd en promoveerde in 1816 op een proefschrift over de Afrikaanse slavenhandel, waarin hij pleitte voor een volledige afschaffing van deze slavernij. Hij was bestuurslid van de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing der Slavernij. Daarbij is wel opvallend dat hij obligaties van Surinaamse plantages beheerde.

Bron: Acediscovery, CC BY 4.0 , via Wikimedia Commons
Foto: Stichting Wijkbelangen Angerenstein, schenking Ekstijn.
Bron: RKD Research
Bronnen:
Sporen van Slavernijverleden in Arnhem, onderzoeksrapport in opdracht van de gemeente arnhem, Arnhem 2024.
https://erfgoedgelderland.nl/wp-content/uploads/2024/03/Sporen-van-Slavernijverleden-Arnhem-PDF-versie-1.pdf
Reggie Baay, De contractarbeiders van Deli, een geschiedenis van onvrije arbeid, onrecht en verzet in Nederlands-Indië, Amsterdam 2024
Naam-boek van de wel edele heeren der hoge Indiasche regering zoo tot, als buiten, Batavia, Batavia 1796
VOC-archieven, Wikipedia, Delpher