Van de “Projectgroep Park Beek op de Paasberg” ontvingen wij onderstaande beschrijving van een wandeling in de buurt van onze wijk en door onze wijk.
(Download de tekst hier)

Op zoek naar het verhaal achter het Beekdal zijn wij deze winter eens goed gaan graven in oude historische archieven. Tijdens onze speurtocht hoorden we dat er sinds een jaar de mogelijkheid bestaat om via een nieuw geavanceerd tijdreisprogramma voor enkele dagen terug te gaan in de tijd o.a. voor het doen van historisch onderzoek in kleine geselecteerde gebieden. Daar keken we natuurlijk wel even van op! Tegelijkertijd realiseerden we ons dat hier een gouden kans lag om veel nieuwe informatie te verzamelen over het oude Beekdal…

Met enkele Arnhemmers tekenden we een paar weken geleden in bij het onderzoeksbureau Die Sonderlinghe Reyse voor een historische wandeling door het Beekdal. Als streefperiode hadden we midden 17de eeuw opgegeven, omdat in die periode voor het eerst redelijk betrouwbare landkaarten beschikbaar kwamen.  Ons hoofddoel : een goed samenhangend beeld te krijgen van het Beekdal in vroeger tijden. Hoe zag het dal en het omliggende gebied er in het midden van de 17de eeuw uit en hoe werd het gebruikt?  Zeer benieuwd zijn we naar wat we in de komende veldtrip allemaal gaan tegenkomen.

Het is 16 augustus 1661. Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk is 11 jaar oud en de gebroeders De Witt zitten stevig in het zadel. Tot groot ongenoegen van het Oranjegezinde Gelderland. Na enig onderhandelen echter zijn de Gelderse gedeputeerden met de Hollandse regenten tot een politiek akkoord gekomen dat voor alle partijen aanvaardbaar was.

Onze veldexcursie begint met een overnachting in herberg Terlet. We voelden daar aanvankelijk weinig voor, maar de plek bleek ondanks eerdere negatieve berichten geweldig mee te vallen. Wel was het er nogal tochtig. Ook bleek er een groot waterprobleem te zijn, doordat de meer dan 30 meter (!) diepe waterput van de herberg vorige maand opnieuw was ingestort. Water moest daarom nu met een paardenkar worden aangevoerd vanuit het nabijgelegen Valckenhuijse.

Na een stevig ontbijt van roggepap en boekweitbrij gaan we vol energie op stap richting Arnhem. Na ongeveer een uur lopen over de Deventer Heerwegh komen we aan bij het Valckenhuijser Sant, een groot actief stuifzandgebied dat zich de laatste jaren sterk heeft uitgebreid. Van medereizigers horen we dat de nieuw aangestelde zandgraaf het gebied nog nauwelijks heeft bezocht, waardoor de plaatselijke boeren gewoon door konden gaan met het illegaal kappen van hout en afplaggen en beweiden van het heytvelt. Gevolg : snel om zich heen grijpende winderosie met veel zandoverlast op de heerwegen en op de akkers, vooral in het oostelijk deel van het Schependom Arnhem. Ook waren er de laatste jaren steeds vaker zware stofstormen, waardoor je geen hand meer voor ogen kon zien.

We sjokken voort in het rulle opgewaaide stuifzand. Op sommige plekken zijn kleine duinen ontstaan waardoor we van de weg af moeten om er langs te kunnen. Na deze vertraging bereiken we al snel de Schelmsche wegh waar wij linksaf slaan richting de Heerlijckheid Roosendal. Bij de toegangsweg naar het kasteel gaan we rechtsaf en duiken we het hoge deel van het Beekdal in. Hier begint de Roosendaler Allee, die van Kasteel Rozendaal direct naar de Velperpoort van Arnhem leidt. Na een paar honderd meter ontwaren we links van ons de Ratstakenberg. Deze hoge heuvel is onderdeel van het galgenveld van Rozendaal, waar de geëxecuteerde misdadigers worden opgehangen. Gelukkig zien we geen lijken bungelen, wel horen we de schorre roep van raven en zien we enkele wouwen traag cirkelen boven de hoge houten radstaken.

Snel lopen we de lugubere plek voorbij en komen aan bij de grens van de heerlijkheid Rozendaal met het schependom Arnhem. Deze is aangegeven met zgn. limietpollen, die bestaan uit opeengestapelde heideplaggen afgedekt met grote keien. Op twee plekken links van de weg zien we dat de pollen vervangen zijn door stenen limietpalen voor een meer permanente grensmarkering.  Bij een van deze limietpalen staat een man ons op te wachten, die zich voorstelt als Henrick Jacob Rennen. Hij is een van de pachtboeren in het Beekdal en werd vorig jaar door Die Sonderlinghe Reyse benaderd met het verzoek of hij zou willen gidsen voor de cultuurhistorische veldexcursies in het schependom Arnhem.  Daar hoefde hij niet lang over na te denken, want de betaling voor dit soort gidswerk is uitstekend.

Na het nuttigen van enkele gerstekoeken en een pul moutig Arnhems bier vervolgen we onze weg.

Aangekomen bij excursiepunt 1 (fig. 1) staan we oog in oog met het Duvels Dal, een langgerekte sompige depressie die de natuurlijke grens vormt tussen het schependom Arnhem en de heerlijkheid Rozendaal. De drassige ruigte bestaat grotendeels uit zwart veen begroeid met zegge, varens en lage struiken, vnl. berken, elzen en gagel. Henrick geeft aan dat boeren uit de omgeving al zo‘n 60 jaar geleden begonnen zijn met het draineren van het veengebied o.a. door het graven van kleine sloten en greppels. Deze werden met elkaar verbonden door een centrale afwateringsgeul, de Bonte Weteringh die nu door het hele beekdal loopt en ook de lager gelegen veengebieden draineert.

We lopen een stukje naar beneden en zien overal langs de randen van het Duvels Dal kwelwater omhoog borrelen, waaruit grote hoeveelheden roodbruine en okergele, ijzerhoudende drab neerslaan. Het levert in combinatie met het zwarte veen een kleurrijk geheel op, vandaar de naam de Bonte Weteringh (‘veelkleurige afwateringsgeul’). In de depressie rechts van de weg ontdekken we een open stuk water. Het blijkt een waskolk te zijn gegraven voor het wassen van schapen. Tevens vormt de plas het begin van de Bonte Weteringh. Henrick vertelt ons dat het gebied ondanks de verbeterde drainage nog steeds verraderlijk kan zijn, vooral voor vee : een jaar geleden is er nog een koe verdronken in het moeras. Niet voor niets wordt deze drassige laagte Duvels Dal of Duijveltjes Dal genoemd.

We laten het Duvels Dal achter ons en lopen door omhoog naar excursiepunt 2. Rechts van de weg ligt het Geytenbos. Dit blijkt een zgn. holt te zijn, een bosperceel bestaande uit vooral eikenhakhout omheind met een dichte heg van lage berken.  Het levert timmerhout op dat door de eigenaar tegen een goede prijs wordt verkocht. Hout is een extreem schaars goed en diefstal ervan wordt streng gestraft. Vorige maand nog werd een jonge Arnhemmer hier op heterdaad betrapt. Vanwege zijn minderjarigheid kreeg hij een relatief milde straf : verbanning uit het Arnhemse schependom.

Direct naast het Geytenbos ligt de Geytenkamp, een recent ontgonnen stuk akkerland waarop rogge en boekweit worden verbouwd. Dit laatste gewas is sterk in opmars vanwege de tegenvallende roggeoogsten van de laatste tijd door de klimaatverslechtering. De winters zijn sinds het begin van de eeuw aanzienlijk strenger geworden en het groeiseizoen korter. Een weinig kieskeurig, snelgroeiend gewas als boekweit kan dan uitkomst bieden.  De rogge staat er slecht bij. Henrick wijt dit vooral aan de lage natuurlijke vruchtbaarheid en de droogtegevoeligheid van de Arnhemse zandgronden in combinatie met een algemeen gebrek aan potstalmest. De gemiddelde roggeopbrengst is daardoor laag, omgerekend ongeveer 500-700 kg per hectare.

We komen aan bij een groot schapenschot (schaapskooi) waar we linksaf slaan. We lopen omlaag het beekdal in naar excursiepunt 3 vlak bij de oude boerderij De Gront. Onze gids heeft hier een korte ontmoeting gepland met de boer, Dirck Sebus, maar die blijkt helaas afwezig.  Zijn vrouw Antje treffen we aan in de moestuin. Zij vertelt ons dat haar man vanochtend vrij plotseling met twee andere boeren uit de buurt naar de stad is vertrokken om bij het Stadsgerecht een formele aanklacht in te dienen tegen de eigenaar van de lokale schaapskudde. Het probleem is dat de afrastering van de schaapsdrift onvoldoende is onderhouden door de verantwoordelijke personen. Daardoor breken schapen regelmatig door de heggen heen en brengen veel schade toe aan de akkergewassen in de omgeving.

In de grote moestuin van de familie Sebus aangelegd op vochtige humusrijke beekgrond, komen we bekende groenten tegen zoals ui, prei, diverse koolsoorten, koolraap, pastinaak, tuinbonen en erwten. Verder zien we ook veel bladgroenten, waaronder warmoes en zuring.

We hervatten onze tocht en steken via een houten bruggetje de Bonte Weteringh over, die hier een stuk breder is dan stroomopwaarts in het Duvels Dal. Vervolgens lopen we langs een steil paadje omhoog naar excursiepunt 4 gelegen op de top van een langgerekte heuvelrug, die de zuidgrens vormt van het beekdal.

Hier hebben we een adembenemend uitzicht over het hele omliggende gebied (Fig.2). Direct beneden ons ligt het lange komvormige dal van de Bonte Weteringh. In het noordoosten herkennen we de Ratstakenberg, die we vanochtend gepasseerd zijn. In noordelijke richting kijken we uit over de glooiende paarse heuvels van het Arnhemse heytvelt, nu vol in bloei. In het westen zien we de hoge Galgenberg van het schependom Arnhem aan de uitvalsweg naar Deventer. In het zuidwesten ontwaren we de Angeresteinse Spijker met gracht, boomgaarden en papiermolen.

Achter Angerestein zien we in de verte de stad Arnhem liggen. In het late zonlicht zijn de stadsmuren met de Velperpoort en de Janspoort goed zichtbaar, met daarachter de hoge spitsen van de Eusebius en de Walburgiskerk. Een onverwacht, betoverend vergezicht!  Verder in zuidelijke richting strekt zich het Arnhems Broeck uit tot aan de meanderende IJssel.

Langzaam lopen we nu de helling af richting excursiepunt 5.  Halverwege gaat de hei over in akkerland. Henrick vertelt ons nog iets over de historie van het gebied. Het hoge deel van de heuvelrug dat we net achter ons gelaten hebben wordt Rennenbergs genoemd; het lage deel bestaat uit bouwland en heet de Jan Rennen Enck.  Beide zijn genoemd naar zijn grootvader, Jan Rennen, die boer was in Velp, maar hier rond 1610 een groot stuk land pachtte en dit vervolgens vele jaren heeft bewerkt.

Aangekomen bij de Wegh na Zutphen slaan we rechtsaf richting stad. Het is nogal druk op de weg met veel voetverkeer, boerenwagens en karren. Ook zien we veel ruitervolk, op weg naar de stad. We arriveren bij een klein bruggetje, waar de Bonte Weteringh – hier inmiddels overgegaan in de Munnick-huyserbeeck – de weg kruist. Opvallend is dat een deel van het beekwater niet onder de brug door stroomt, maar elders de weg oversteekt. Zo te zien wordt dit niet alleen veroorzaakt door gebrekkig beek-onderhoud, maar ook door de aanwezigheid van kwelwater, dat hier overal langs de rand van de stuwwal uit de grond omhoog borrelt.

Even later slaan we af richting herberg Den Hartog en nemen afscheid van onze gids. Wij danken hem hartelijk voor de zeer boeiende en verhelderende beekdalexcursie. Hij vertelt ons, dat er over twee maanden weer een historische veldexcursie komt, dit keer over de waterhuishouding van het oostelijke stroomgebied inclusief de Angeresteynsebeeck en de Munnickhuyserbeeck. We noteren dit meteen in onze agenda. In de herberg aangekomen blijkt de waard een plateau ambachtelijk gagelbier te hebben klaargezet voor ons. Een voortreffelijk idee, want na zo’n historische velddag wil dit zeventiende-eeuwse bier wel smaken…

Rob Hennemann,

Initiatiefgroep Park Beek-op-de-Paasberg

 

Download hier de complete tekst, klik hier.

 

 

Geraadpleegde bronnen    

  • Kaart van het Monnikhuizertiend getekend door N. van Geelkercken (1643).
  • Kaart van het Arnhemsche Velt, Deelense Velt, Roosendalse Velt getekend door N. van Geelkercken (1629).
  • De Velperweg In kaart gebracht, 1600-1795, Eigenaren en eigenaardigheden – Menno Potjer (2008).
  • Angerenstein, Van landgoed tot woonwijk – Stichting Wijkbelangen Angerenstein (2008).