De onbestemde bol witte veren kon ik eerst niet thuisbrengen. Koersloos dreef hij in de vijver, de eenden zwommen er met een grote boog omheen. Tot drie ganzen mijn pad kruisten. Onbewust deed ik een stapje achteruit.

Jarenlang terroriseerde het onafscheidelijk viertal het park. Als een stelletje klierende pubers sisten en hapten ze naar iedereen die voorbij kwam. Stiekem was ik bang voor hen, maar dat probeerde ik goed te verbergen. Je laat je toch niet kisten door vier brutale ganzen?

Vele nachtelijke uren besteedde ik aan culinaire gansfantasieën, van eenvoudig gebraden gans met rozemarijn en calvados tot complete gansbacchanalen voor de hele wijk. Ze ontstonden voor dag en dauw, terwijl de vier luidruchtig aan het bakkeleien waren op hun favoriete hangplek onder mijn raam.

Maar het drietal dat nu mijn pad kruiste, siste niet en hapte niet. Beduusd hielden ze hun snavel. De heimwee naar dat klierende en puberende viertal drapeerde zich als een mistige herfstdag om me heen.

Angeltje