Functionalisme of nieuwe zakelijkheid (circa 1920-1960)

In deze internationale bouwstijl is het ontwerp gebaseerd op de functies die een gebouw vervult. Er worden vooral moderne materialen als beton, staal en glas toegepast. Het decoratieve verdwijnt geheel. Veel aandacht is er voor de toevoer van lucht en licht. De daken zijn meestal plat.

Delftse school (circa 1925-1960)

De Delftse school ontleent haar naam aan de Technische Hogeschool te Delft waar hoogleraar Granpré Molière vanaf 1924 deze stijl doceerde. Als reactie op de expressionistische stijl van de Amsterdamse en Haagse school is de Delftse school meer traditioneel en ingetogen. De stijl is gebaseerd op de nationale bouwtraditie van sobere baksteengevels met een vlakke ...

Interbellumstijlen: Amsterdamse school en Haagse school (circa 1920-1940)

De gevel van de Amsterdamse school werd ‘plastisch’ en welvend, met grote contrasten tussen de open vensters en het gesloten delen metselwerk van de gevel. Een groot deel van de expressie en ornamentiek werd verwerkt in de functionele elementen van de gevel (in plaats van ‘losse’ ornamentiek), vooral in ramen, deuren, daklijsten en bijzondere kapvormen. ...

Engelse landhuisstijl (circa 1900-1920)

Het Engelse landhuis en de cottage werden rond de eeuwwisseling een grote inspiratiebron voor architecten. De cottage was een vrijstaand landhuisje dat zeer populair werd. Het kwam tegemoet aan de wens van een groeiend aantal mensen om een huis in de natuur te hebben. Kenmerkend voor de cottage was de sterk horizontale werking die ervan ...

Overgangsarchitectuur (circa 1900-1915)

Deze stijlbenaming is van toepassing op veel bouwwerken die rond de eeuwwisseling zijn ontstaan en die een overgang laten zien van de neostijlen en het historisme naar een meer moderne architectuur, die niet of nauwelijks gebruik maakt van historische stijlelelementen. Over het algemeen is er sprake van een combinatie van elementen uit de neorenaissance, de ...

Art nouveau en jugendstil (circa 1890-1915)

Mede door de mogelijkheden van nieuwe materialen ontstond er aan het einde van de negentiende eeuw een nieuwe bouwstijl als reactie op de negentiende-eeuwse neostijlen: de art nouveau. Architecten van deze architectuurstroming pasten vaak asymmetrische plattegronden en gevelindelingen toe. Het ornament speelde een belangrijke rol, waarbij men zich liet inspireren door gebogen lijnen uit de ...

Chaletstijl (circa 1875-1900)

Deze bouwstijl is vooral geïnspireerd op het Zwitserse chalet en het vakwerkhuis. De stijl werd vooral toegepast in de woonhuizen en villa’s. Kenmerken zijn onder andere de asymmetrisch ingedeelde gevels met ver uitkragende topgevels, hoektorens en hoge daken. Vaak worden imitaties van technische bouwonderdelen toegepast, zoals ‘het vakwerk’, niet als functioneel onderdeel van de constructie ...

Neorenaissance (circa 1870-1915)

Deze stijl was geïnspireerd op de Noord-Nederlandse renaissance in de zestiende en zeventiende eeuw. Kenmerkend zijn de toepassing van pilasters, horizontale banden in het metselwerk van pleisterwerk of hardsteen, lijsten en ornamenten, ontlastingsbogen met gekleurd siermetselwerk, trapgevels en sierankers. Zuivere voorbeelden van neorenaissance zijn in Angerenstein niet te vinden. Wel zijn in diverse gebouwen elementen ...